zondag 1 juli 2018

Plonsbadje

Het schrille gepiep van de voetpomp scheurt de stilte in de tuin aan flarden. Bij elke fluitende uithaal krimp ik even ineen. Het klinkt als een kat die de grasmaaier over haar staart krijgt. Keer op keer.

 Het is 30 graden. De zon straalt het gras dor en de bloemen slap. Het is zo’n zelfzame zondag. De agenda is leeg en alle huishoudelijke obstakels van die dag werden overwonnen. Van de 400 meter kruimels stofzuigen tot de halve marathon was wegstrijken. Ik haalde elke eindmeet met de vastberadenheid van een topatleet.

De hangmat wiegt uitnodigend. Er rest me geen enkel excuus meer om me niet in de cocon te nestelen. En toch sta ik het plonsbad op te pompen. Op de enige plaats in onze tuin waar geen streepje schaduw te bespeuren is. Ik zou me ook kunnen wagen aan een zumbales. In de sauna. Met mijn winterjas en skibroek aan. Dat scheelt vast een emmertje of drie zweet en levert wat minder minpunten op voor mijn gezondheid. Maar neen, ik pomp blijkbaar liever een plastiek badje op in de verschroeiende hitte.

Vijf jaar geleden deed ik dit karweitje met jengelend grut aan mijn benen. Dan hingen ze - bij wijze van extra obstakel - over de half opgeblazen zwembadrand. Waardoor de kat in de voetpomp nog een toontje harder piepte. Nu hangt mijn voltallige kroost binnen op de zetel. Een koptelefoon op hun hoofd geschroefd en de blik vastgelijmd aan het scherm. Geen zonnestraal die dit duo van You Tube kan weglokken. En toch pomp ik mijn spieren zuur. In de rotsvaste overtuiging dat zelfs een versbakker tiener niet kan weerstaan aan een tijdelijke zwemoase in zijn eigen achtertuin. Eat this, vloggers.

Mijn benen zwoegen onvermoeibaar verder. Ik overweeg ondertussen om het onding simpelweg te vullen met mijn mijn eigen zweet. Het geeft allemaal niet. Ik weet waarom ik dit doe. Mijn gebruinde voeten in de hangmat met op de achtergrond het kleurige plonsbad waar mijn kinderen een wolk aan waterdruppels rond spetteren en zo een perfect getimede zonnestraal transformeren in een plaatselijke regenboog.

Met de belofte van een verrassing in de tuin jaag ik mijn kroost in hun zwemgerief. Het plonsbad glanst uitnodigend. Zelf baan ik me een weg naar de hangmat.

‘Bommetje!’ brullen twee stemmen achter me in koor. Ik glimlach bij de klank van de massieve plons. Het gelukzalig gejoel waar ik hoopte blijft echter uit. Ik strek me uit in de hangmat en zie nog net hoe twee natte lijven zich rillend een weg druipen naar de zetel. ‘Dat water is veel te koud!’ Met die woorden knalt het schuifraam dicht.

De hangmat wiegt me zachtjes heen en weer. In het plonsbadje deinen de laatste waterrimpels al weer uit. Binnen op de zetel worden koptelefoons opnieuw stevig vastgeschroefd op twee natte kinderkopjes.

woensdag 20 juni 2018

Knipoog

De stad knipoogde deze middag naar mij.
Meestal is ze nukkig en grauw. Met mensen die zich door de ochtend haasten. Opengescheurde vuilniszakken als obstakels op het voetpad. Stinkende resten weekend in portalen en een hondendrol aan de voordeur.
Maar deze middag was ze wondermooi, de stad.
In de fontein speelden twee jongens. Alles uit behalve het ondergoed.
De zon scheen de lucht blauw. Het beste cliché dat er is.
Op het plein voetbalde een tros kinderen met een balletje aluminiumfolie. Klanken van gitaar en accordeon dwarrelden over het plein. Twee jongen kerels speelden iets vrolijks dat aan 'Junglebook' deed denken.
In mij ging iets dartelen en ik knipoogde terug naar de stad.

donderdag 17 mei 2018

Brokje

Ergens tussen mijn hart en mijn kin huist een brokje. Een klein onooglijk dingetje, eigenlijk. Maar van tijd tot tijd gaat het op wandel.
Als er iets schoons voor mijn ogen gebeurt, strekt het brokje zijn benen en klapt het na een ommetje door mijn borstkas een stoeltje open in mijn keel.

Mijn jongste danst in het toonmoment. Na vier noten en twee danspassen glijdt het zenuwachtige rimpeltje in haar voorhoofd weg. Ze glundert, straalt en wervelt. Mijn jongste die vaak veel te bang is, staat op de eerste rij en danst zich met de glimlach door de choreografie.

Ik slik en slik, maar het brokje blijft rustig in zijn stoeltje kijken. Pas bij het applaus blaast hij de aftocht en surft in een traan terug over mijn wang naar mijn hals.