woensdag 13 oktober 2004

Tril
Ik word wakker in het midden van de nacht met een blaas die op knappen staat. Mijn wekkerradio licht flauwtjes op: 3u45. Voorzichtig duw ik Wiebe en Hobbes van mijn voeten en wring mijn pantoffels aan. Zachtjes loop ik de trap af, naar onze badkamer. De gordijnen in de keuken staan op een kiertje. Eventjes leun ik tegen het grote schuifraam en kijk hoe wolkenslierten voor de maan schuiven.
Net voor ik wil doorlopen zie ik vanuit mijn ooghoeken een schicht over het terras schieten. Ik druk mijn neus tegen het raam en kijk beter. Er beweegt iets tussen de planten. Mijn hand glijdt naar de lichtschakelaar en knipt het buitenlicht aan. In de rechtse hoek van het terras zie ik nu heel duidelijk iemand zitten. Zijn ogen glimmen in het licht. Een lichte rilling glijdt over mijn ruggengraat en ik schuifel voorzichtig naar achter. Op dat moment springt de gedaante recht en sprint op me af. In zijn rechterhand heeft hij iets vast, zie ik. Ik wil naar boven rennen, lief roepen, maar ik kan me niet bewegen.
De man ziet er verwilderd uit. Zwart haar hangt in klitten om zijn gezicht. Zijn tanden zijn bijna zwart, merk ik als hij maniakaal naar me grijnst. Hij heft zijn hand op – een bijl – en hij ramt in op het schuifraam. Ik vind mijn stem terug en begin te brullen. Op dat moment breekt het glas in duizenden stukjes…

Met een schok schrik ik wakker en kijk verward om me heen. Twee poezen aan het voeteinde en een stilletjes grommende Lief. Voor de rest is het stil.
De wekkerradio licht de cijfertjes op: 3u45. Ik moet dringend naar het toilet, maar geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om uit bed te stappen.

Geen opmerkingen: