Kantoorpret
Vroeger vond ik kantoren leuk. Mama werkte op het secretariaat van een school en af en toe mochten wij mee in de vakantie. Er waren kasten vol met pennen en papier om lekker te kliederen. Een typmachine waarop ik mijn eerste verhaaltjes fabriceerde. Draaimolentjes vol met stempels en een heel stapeltje stempelkussens. Leuk om papieren, bureau’s en broertjes mee vol te stempelen. We raceten met de bureaustoelen door de lange, lege gangen. Achterstevoren op de stoel, loerend over de leuning trapten we de longen uit ons lijf om toch maar eerst aan de finish te komen.
En als dat allemaal begon te vervelen was er de kopiemachine. In het begin kopieerden we braafjes de brieven voor mama, maar algauw ging de flits over onze handen, onze armen, onze voeten, … . Mama verdroeg het allemaal. Ik denk dat ze er zelfs van genoot. Wat leven op het kantoor. Tot ik met de overtuigingskracht van een grote zus mijn broer aanspoorden om zelf onder de klep te duiken en gekke gezichten te kopiĆ«ren.
Vandaag zijn kantoren niet meer zo boeiend. Er staan drie rekken vol gekleurd papier, maar daar mag je niets leuks mee doen. Ik heb geen molentje vol stempels op mijn bureau en ook al geen typmachine. Ik gebruik de kopiemachine enkel om brieven en folders te vermenigvuldigen. Er is niemand die zich met mij wil meten in een bureaustoelenrace.
Misschien moet ik om de boel wat op te fleuren enkele gekke gezichten kopiĆ«ren. Eens kijken wat mijn collega’s daarvan zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten