zaterdag 21 juni 2003

Wie weet ...
Schrijven is mijn ding. Altijd al geweest. "Ik ga een verhaaltjesmaker worden", verkondigde ik in het tweede leerjaar. Verpleegster, juffrouw of brandweerman, dat was niet voor mij. Gaf mij maar een potlood en een blad papier. Daar had ik genoeg aan.
Ik heb steeds geschreven. Opstellen heel de lagere school door. Dagboeken vol tijdens het middelbaar. En in de hogeschool koos ik een richting die op mijn lijf geschreven was. Pers en communicatie. Ik leerde persberichten opstellen, achtergrondartikels schrijven, interviews afnemen. En op de een of andere manier heb ik werk gevonden waar ik ook mocht schrijven, veel zelfs. Geen verhaaltjes, maar artikels, interviews, verslagen.
En toch blijven die verhaaltjes door mijn hoofd dwarrelen. Niets groots of ingewikkelds, geen romans, maar kinderverhaaltjes. Sprookjes, dat ligt meer in de lijn van wie ik ben. Een klein meisje vanbinnen, niet eens zo diep. Maar ik hou wel van ze, die kleine vertelsteltjes.
Ik schrijf ze voor niemand in het bijzonder, voor mezelf, voor wie ze wil lezen. Maar het wordt tijd dat ik daar eens verandering in breng. Enkele van hen gaan binnenkort op reis. Duimen jullie mee?

donderdag 19 juni 2003

...
"Whoooooohhhhh", klinkt het. Zachtjes, klagend. Bijna onhoorbaar. Overdag let ik er niet echt op, maar 's nachts schrik ik er wakker van. Een zachte klagende zucht. Er gaat iets weemoedigs van uit.
De wind, of misschien een deur die kraakt bij de buren. Katten, misschien een piepend scharnier. Manlief toont zich creatief in het bedenken van oplossingen voor het raadsel. Maar ik weet wat het is. Sinds onze buurvrouw me toevertrouwde dat ons huis het oudste van de straat is. Het moet gebouwd zijn begin vorige eeuw. Het past niet echt in de rij. Steekt er een beetje bovenuit. En ik weet het. Ik ken mijn klassiekers. Het is een een spook, een verschijning of een goede degelijke huis-tuin en keukengeest. Of heb ik nu weer teveel fantasie?
Verstoppertje
Ik loer onder het bed, trek de kasten open, onderzoek de zolder, kijk nog eens onder bed, maar ik vind het niet en dat knaagt aan me. Het gevoel iets kwijt te zijn. Niet echt kwijt, maar verloren. Het zwerft ergens rond in huis, zonder dat ik weet waar.
Ik ben een pull en een schoudertas kwijt. Verloren. Ik heb ze niet nodig. Het is te warm voor een pull en ik heb nog een lade vol tassen en rugzakken. Maar ik wil ze terug. Ik wil weten waar ze zich verstoppen.

In gedachten zie ik ze achter deuren wegsluipen, vlug van kamer veranderen als ik even de trap oploop. Voorzichtig in de lade springen die ik juist gecontroleerd heb. Ik zie ze de handen in elkaar slaan. Of beter een high five met mouw en draagriem. Ze grinniken als ik voorbij stuif, koortsachtig nadenkend waar ik nog zou kunnen zoeken.
Het is bijna 8 uur en ik moet naar mijn werk vertrekken. “Oké, ik geef het op!”, grom ik. Ik trek de lade open om mijn sleutels te pakken en sla de deur achter me toe. Wedden dat ze nu uit hun schuilplaats te voorschijn komen, zich languit op het bed laten vallen en genieten van hun overwinning?