Verlanglijstje
- een rustig plekje bij een meer, in het park, ...
- een goed boek
- een beetje zon
- een zuchtje wind
- leuk gezelschap
- leuke gesprekken
- een volle picknickmand
Er mag een papiertje rond, maar dat moet niet.
donderdag 26 juni 2003
dinsdag 24 juni 2003
Plaatje
Ze liepen hand in hand over de markt. Hij in een zwarte smoking, zij in een eenvoudige witte jurk. Hij was onwennig en friemelde voordurend. Zij leek te zweven. Haar jurk ruiste om haar voeten bij elke stap. Haar krullen dansten op haar schouders. Ik zat op een trapje mijn broodje op te knabbelen. Ze wandelde tot vlak voor me. Hij ging zitten, trok haar op zijn knieën.
"Stop", klonk het opeens. Vanachter een statief kwam een struise man aangelopen.
"Dat was heel mooi. Klasse! Het wordt een prachtige huwelijksreportage, maar probeer om elkaar verliefd in de ogen te kijken. Praat wat met elkaar. Een kusje is ook niet mis. Misschien een kleine knuffel, ..."
Hij ratelde en gaf instructies. Ik volgde geboeid.
"En jij", ging hij in één adem verder, terwijl hij zich naar mij draaide.
"Zou jij iets verder willen gaan zitten, uit het beeld?"
Ze liepen hand in hand over de markt. Hij in een zwarte smoking, zij in een eenvoudige witte jurk. Hij was onwennig en friemelde voordurend. Zij leek te zweven. Haar jurk ruiste om haar voeten bij elke stap. Haar krullen dansten op haar schouders. Ik zat op een trapje mijn broodje op te knabbelen. Ze wandelde tot vlak voor me. Hij ging zitten, trok haar op zijn knieën.
"Stop", klonk het opeens. Vanachter een statief kwam een struise man aangelopen.
"Dat was heel mooi. Klasse! Het wordt een prachtige huwelijksreportage, maar probeer om elkaar verliefd in de ogen te kijken. Praat wat met elkaar. Een kusje is ook niet mis. Misschien een kleine knuffel, ..."
Hij ratelde en gaf instructies. Ik volgde geboeid.
"En jij", ging hij in één adem verder, terwijl hij zich naar mij draaide.
"Zou jij iets verder willen gaan zitten, uit het beeld?"
maandag 23 juni 2003
De pot verwijt de ketel ...
Ik ben niet te beroerd om toe te geven dat ik zelf wat onhandig ben, soms zelfs ronduit een kluns. Maar als de pot de ketel verwijt, dan wrijf ik ook even in mijn handjes.
Twee jaar geleden mocht manlief mij met enkele gaatjes in mijn voet naar de spoedgevallen rijden. Die daar eigenlijk zaten door zijn schuld.
Ik stond op de ladder om de bruidssluier kort te wieken terwijl manlief, toen nog vriendje, bloembollen aan het planten was. Niet geheel op de plaats waar ik ze wilde. Ik had al verschillende keren aanwijzingen geschreeuwd die hij echter niet verstond. Een accute aanval van doofheid, of ik stond te hoog. Dus sprong ik van de ladder recht ....
(gevoelige zieltjes slaan best de rest van deze alinea over)
... in de tuinklauw, die netjes met zijn scherpe puntjes omhoog lag. Die drongen door mijn schoen in mijn voetzool. Van schrik liet ik me op mijn knieën vallen en keek naar mijn voet. Die stak omhoog met de tuinklauw eraan gespietst. Terwijl ik de buurt bij elkaar schreeuwde keek manlief op van zijn bollen-plant karweitje. Zich helemaal van niets bewust. "Wat ben jij daar aan het doen?", vroeg hij verbaasd. Ik sloeg wild met mijn voet in het rond, om die tuinklauw weg te krijgen, maar die bleef netjes zitten waar ie zat. Ondertussen was de schuldige - want hij had die tuinklauw naast de ladder gelegd, netjes met zijn scherpe puntjes omhoog - zich bewust van de situatie en trok hij de indringer uit mijn voet. Vanaf dat moment is het voor mij een beetje wazig. Ik herinner me nog een dolle rit naar de spoedgevallen, een tetanusprik en een heel erg pijnlijke ontsmetting. Sindsdien ben ik trotste bezitter van een litteken in de vorm van drie puntjes in mijn rechtervoetzool.
Werken in de tuin is nooit meer hetzelfde geworden. De tuinklauw wordt angstvallig uit mijn buurt weggehouden. Ik mag niet meer op ladders of in bomen. Ik krijg een schepje in mijn handen en de vrij veilige taak van verpotten toevertrouwd. En telkens, telkens valt tijdens een namiddagje tuinieren het grapje; "Liggen je papieren en de autosleutels klaar, voor het geval dat ...?"
Zo ook gisteren, terwijl ik me in mijn vuile kleren hees riep manlief me toe: "Ik heb geen zin om vandaag naar de spoedgevallen te rijden." Ik trok een gezicht en begon de plantjes te verpotten. Manlief nam de stoere mannetaken voor zijn rekening. Kruiwagens zand aanrijden om de grote bloembak te vullen, een nest rode mieren verwijderen, een stukje grond omspitten. Ik hobbelde hem overal achterna met mijn klein schepje en de plantjes. Van een plantje moest de bodem van de plastieken pot uitgesneden worden. Met een stanleymes begon hij aan de taak. Niet in het geheel voorzichtig, zelfs bruut. Dus was ik ook niet verwonderd toen hij opeens te ver uithaalde en zijn eigen duim opensneed. De stoere man veranderde op slag in een kleine jongen. Geschrokken en lijkbleek keek hij naar zijn duim waar het bloed uitgutste. Hij liet zich meeslepen naar de badkamer. Liet de wonde ontsmetten, een stevig verband aanbrengen. Hij liet zich alles welgevallen tot het moment dat ik zijn papieren en de autosleutels bijeenzocht.
"Waar ga je heen?", vroeg hij opnieuw een beetje bibberend.
"We gaan met jou naar het ziekenhuis. Om die wonde te laten hechten en een tetanusprik."
"Het is al beter, het is gestopt met bloeden.", zei hij terwijl hij recht veerde en naar boven vluchtte.
"Neen, het is een diepe wonde. Laat daar een dokter naar kijken", riep ik hem nog na.
Uiteindelijk zijn we niet naar de spoedgevallen gereden, want hij had al gezegd dat hij daar geen zin in had.
Ik ben niet te beroerd om toe te geven dat ik zelf wat onhandig ben, soms zelfs ronduit een kluns. Maar als de pot de ketel verwijt, dan wrijf ik ook even in mijn handjes.
Twee jaar geleden mocht manlief mij met enkele gaatjes in mijn voet naar de spoedgevallen rijden. Die daar eigenlijk zaten door zijn schuld.
Ik stond op de ladder om de bruidssluier kort te wieken terwijl manlief, toen nog vriendje, bloembollen aan het planten was. Niet geheel op de plaats waar ik ze wilde. Ik had al verschillende keren aanwijzingen geschreeuwd die hij echter niet verstond. Een accute aanval van doofheid, of ik stond te hoog. Dus sprong ik van de ladder recht ....
(gevoelige zieltjes slaan best de rest van deze alinea over)
... in de tuinklauw, die netjes met zijn scherpe puntjes omhoog lag. Die drongen door mijn schoen in mijn voetzool. Van schrik liet ik me op mijn knieën vallen en keek naar mijn voet. Die stak omhoog met de tuinklauw eraan gespietst. Terwijl ik de buurt bij elkaar schreeuwde keek manlief op van zijn bollen-plant karweitje. Zich helemaal van niets bewust. "Wat ben jij daar aan het doen?", vroeg hij verbaasd. Ik sloeg wild met mijn voet in het rond, om die tuinklauw weg te krijgen, maar die bleef netjes zitten waar ie zat. Ondertussen was de schuldige - want hij had die tuinklauw naast de ladder gelegd, netjes met zijn scherpe puntjes omhoog - zich bewust van de situatie en trok hij de indringer uit mijn voet. Vanaf dat moment is het voor mij een beetje wazig. Ik herinner me nog een dolle rit naar de spoedgevallen, een tetanusprik en een heel erg pijnlijke ontsmetting. Sindsdien ben ik trotste bezitter van een litteken in de vorm van drie puntjes in mijn rechtervoetzool.
Werken in de tuin is nooit meer hetzelfde geworden. De tuinklauw wordt angstvallig uit mijn buurt weggehouden. Ik mag niet meer op ladders of in bomen. Ik krijg een schepje in mijn handen en de vrij veilige taak van verpotten toevertrouwd. En telkens, telkens valt tijdens een namiddagje tuinieren het grapje; "Liggen je papieren en de autosleutels klaar, voor het geval dat ...?"
Zo ook gisteren, terwijl ik me in mijn vuile kleren hees riep manlief me toe: "Ik heb geen zin om vandaag naar de spoedgevallen te rijden." Ik trok een gezicht en begon de plantjes te verpotten. Manlief nam de stoere mannetaken voor zijn rekening. Kruiwagens zand aanrijden om de grote bloembak te vullen, een nest rode mieren verwijderen, een stukje grond omspitten. Ik hobbelde hem overal achterna met mijn klein schepje en de plantjes. Van een plantje moest de bodem van de plastieken pot uitgesneden worden. Met een stanleymes begon hij aan de taak. Niet in het geheel voorzichtig, zelfs bruut. Dus was ik ook niet verwonderd toen hij opeens te ver uithaalde en zijn eigen duim opensneed. De stoere man veranderde op slag in een kleine jongen. Geschrokken en lijkbleek keek hij naar zijn duim waar het bloed uitgutste. Hij liet zich meeslepen naar de badkamer. Liet de wonde ontsmetten, een stevig verband aanbrengen. Hij liet zich alles welgevallen tot het moment dat ik zijn papieren en de autosleutels bijeenzocht.
"Waar ga je heen?", vroeg hij opnieuw een beetje bibberend.
"We gaan met jou naar het ziekenhuis. Om die wonde te laten hechten en een tetanusprik."
"Het is al beter, het is gestopt met bloeden.", zei hij terwijl hij recht veerde en naar boven vluchtte.
"Neen, het is een diepe wonde. Laat daar een dokter naar kijken", riep ik hem nog na.
Uiteindelijk zijn we niet naar de spoedgevallen gereden, want hij had al gezegd dat hij daar geen zin in had.
Abonneren op:
Posts (Atom)