Mama
Soms denkt ze dat ze haar ziet. In een flits herkent ze haar in een vrouw die de straat oversteekt. Of in die vrouw op de fiets. Ja, dat is haar. Waarom zegt ze nu niets? Haar hart springt op. Eén seconde maar. Tot het besef toeslaat.
Soms hoort ze een bekende stem. De stem die haar vroeger verhaaltjes voor het slapengaan voorlas. Die haar trooste als ze verdriet had. Waar ze uren en dagenlang mee gepraat heeft. Maar die stem hoort altijd bij een vreemde.
Soms ziet ze een twinkeling in iemands ogen. Een twinkeling die zo pijnlijk bekend is. Die had ze als ze moest lachen.
Ze ziet haar lopen over straat. Ze hoort haar stem. Ze herkent stukjes van haar in andere mensen. Maar nooit vindt ze wie ze zoekt.
zaterdag 2 augustus 2003
donderdag 31 juli 2003
Muggen (2)
Het gezoem rond mijn oren. De venijnige steken. Kriebel en jeuk. Het stoort me allemaal. Maar niet zoveel als manlief die om 2u 's nachts alle lichten aansteekt en met de vliegen - euh muggemepper in aanslag een kwartier lang door de kamer sluipt. Op het bed springt. Op mijn been stampt.
En ondertussen in zichzelf mompelt "Jaha, daar zit ie. Dooooooooooooooooooood ga je."
*Pets*.
"Ooh, mis."
Het gezoem rond mijn oren. De venijnige steken. Kriebel en jeuk. Het stoort me allemaal. Maar niet zoveel als manlief die om 2u 's nachts alle lichten aansteekt en met de vliegen - euh muggemepper in aanslag een kwartier lang door de kamer sluipt. Op het bed springt. Op mijn been stampt.
En ondertussen in zichzelf mompelt "Jaha, daar zit ie. Dooooooooooooooooooood ga je."
*Pets*.
"Ooh, mis."
Nachtzwart
Het slaat in vloedgolven over me heen. Hele gulpen tegelijk. Alle enge, vreslijke en verdrietige momenten die ik ooit beleefde kolken samen. Ik voel aan mijn voeten trekken en ga kopje onder in het spul. Ik voel me verlamd, bang. Alsof er geen mooie momenten meer bestaan. Alsof er alleen maar verdriet was.
Ik probeer naar boven te trappelen. Wil frisse lucht. Wil weg uit het zwart.
Iemand duwt een gewicht op mijn buik. Ik heb geen adem meer. In de verte hoor ik iets. Ik werk me los en trappel naar de oppervlakte. Op het moment dat ik boven het spul uitkom word ik wakker en hap naar frisse lucht. Het is mooi weer. Wiebe staat luid spinnend te trappelen op mijn buik.
Het slaat in vloedgolven over me heen. Hele gulpen tegelijk. Alle enge, vreslijke en verdrietige momenten die ik ooit beleefde kolken samen. Ik voel aan mijn voeten trekken en ga kopje onder in het spul. Ik voel me verlamd, bang. Alsof er geen mooie momenten meer bestaan. Alsof er alleen maar verdriet was.
Ik probeer naar boven te trappelen. Wil frisse lucht. Wil weg uit het zwart.
Iemand duwt een gewicht op mijn buik. Ik heb geen adem meer. In de verte hoor ik iets. Ik werk me los en trappel naar de oppervlakte. Op het moment dat ik boven het spul uitkom word ik wakker en hap naar frisse lucht. Het is mooi weer. Wiebe staat luid spinnend te trappelen op mijn buik.
Abonneren op:
Posts (Atom)