Kast
Zoals elke morgen trok ze de kast open en bekeek haar buien. Welke dag zou het worden? Welk humeur zou haar vandaag het beste passen? Ze liet haar ogen over de hangertjes dwalen. Vrolijk buitelde uitgelaten aan de kapstok. Af en toe stootte hij in zijn enthousiasme Somber aan die het met afhangende schouders over zich liet komen. Haar vingers gleden over de verschillende kapstokken en pikte er een eentje uit. Boos gromde terwijl ze hem paste en zichzelf in de spiegel bekeek. Geschrokken trok ze hem snel uit. Even later hield ze Verdrietig en Weemoedig voor zich, maar ook die belandden terug in de kast. Haar ogen kwamen dof uit bij hun kleur.
Opnieuw dook ze in de kast. In een hoekje hing Tevreden aan zijn kapstok te zwieren. Ze plukte hem uit de kast en trok hem aan. Haar ogen twinkelden toen ze zich in de spiegel bekeek. Ze graaide Blij voor de zekerheid ook nog mee en sloeg de voordeur achter zich dicht.
donderdag 28 augustus 2003
woensdag 27 augustus 2003
Onscherp
Alles rond me is gereduceerd tot wazige vlekken. Dat groene dingetje is volgens mij mijn plantje. Die witte stip zal poes Wiebe wel zijn. Ik zit met mijn neus op mijn scherm gedrukt om toch iets te kunnen zien. Er staat een collega in de deuropening. Welke weet ik niet, tot ik op zijn stem af ga. Het is een eigenaardige ervaring. Ik loop rond in een wazige foto. De focus is er uit, de scherpte is verdwenen en dat voor zeker nog vijf dagen. Vijf lensloze dagen. Vijf dagen rond me tasten en voelen. Niet meer op de fiets of met de auto rijden, want ik kan net zo goed met mijn ogen dichtgeknepen het kruispunt proberen over te steken.
Ik verwerk mijn jeugdtrauma razendsnel. Ze mogen me brilsmurf noemen, het kan me niet schelen als ze me blinde mol naroepen, met al de moppen over confituurbokaaltjesglazen zal ik hartelijk mee lachen. Het maakt me allemaal niets meer uit, want hoewel ik nooit gedacht had dat ik dit ooit nog zou schrijven, plaats ik er nu uitroeptekens achter.
Ik! wil! een! bril! Nu!
Alles rond me is gereduceerd tot wazige vlekken. Dat groene dingetje is volgens mij mijn plantje. Die witte stip zal poes Wiebe wel zijn. Ik zit met mijn neus op mijn scherm gedrukt om toch iets te kunnen zien. Er staat een collega in de deuropening. Welke weet ik niet, tot ik op zijn stem af ga. Het is een eigenaardige ervaring. Ik loop rond in een wazige foto. De focus is er uit, de scherpte is verdwenen en dat voor zeker nog vijf dagen. Vijf lensloze dagen. Vijf dagen rond me tasten en voelen. Niet meer op de fiets of met de auto rijden, want ik kan net zo goed met mijn ogen dichtgeknepen het kruispunt proberen over te steken.
Ik verwerk mijn jeugdtrauma razendsnel. Ze mogen me brilsmurf noemen, het kan me niet schelen als ze me blinde mol naroepen, met al de moppen over confituurbokaaltjesglazen zal ik hartelijk mee lachen. Het maakt me allemaal niets meer uit, want hoewel ik nooit gedacht had dat ik dit ooit nog zou schrijven, plaats ik er nu uitroeptekens achter.
Ik! wil! een! bril! Nu!
Vuur
Tussen het groen en rood van de verkeerslichten wervelden opeens felle lichten op. Zes oranje-gele bollen buitelden over en door elkaar. Het meisje lachte haar tanden bloot terwijl ze met de brandende fakkels jongleerde. De jongen moedigde haar aan terwijl hij zijn eigen fakkels met een half oog in de gaten hield. Het voetgangerslicht sprong op groen en samen staken ze de straat over.
Twee met brandende fakkels jonglerende jongeren die over het lange zeebrapad wandelden. Het verkeer op het kruispunt viel heel eventjes stil.
Tussen het groen en rood van de verkeerslichten wervelden opeens felle lichten op. Zes oranje-gele bollen buitelden over en door elkaar. Het meisje lachte haar tanden bloot terwijl ze met de brandende fakkels jongleerde. De jongen moedigde haar aan terwijl hij zijn eigen fakkels met een half oog in de gaten hield. Het voetgangerslicht sprong op groen en samen staken ze de straat over.
Twee met brandende fakkels jonglerende jongeren die over het lange zeebrapad wandelden. Het verkeer op het kruispunt viel heel eventjes stil.
Abonneren op:
Posts (Atom)