zondag 8 februari 2004

Trekvogel
Hij was één van de weinige souveniers van een trektocht doorheen Noorwegen. Mijn zeeblauwe trekvogel. Een postduif. Kinderspeelgoed eigenlijk, maar toen ik hem in de winkel op en neer zag vliegen, een envelopje in zijn knalgele snavel kon ik hem niet laten hangen. Hij belandde boven mijn bed, in mijn oude slaapkamer. Vaak keek ik hoe hij op een neer wiekte, hoe zijn oogjes glinsterden in het weinige licht en gleed ik voorzichtig weg in een diepe slaap.

Bij de eerste verhuis ging het verkeerd. In ons appartement doorzocht ik alle dozen, maar mijn trekvogel was nergens te vinden.
"Neen, hij hangt hier niet meer", verzekerde mijn vader me aan de telefoon. Ik wroette nog eens door alle dozen en kasten, maar de trekvogel bleek spoorloos.
"Hij zou hier toch niet kunnen hangen", troostte manlief me. "De bovenbuurvrouw zou het waarschijnlijk niet fijn vinden als we een gat in het plafond boren."

Tijdens de tweede verhuis doorzocht ik de dozen niet meer. De trekvogel was al twee jaar spoorloos, die kon niet meer opduiken, dacht ik. Tot mijn vader op een avond met een aantal dozen voor de deur stond.
"Dat zijn nog spullen van jou die op zolder stonden, omdat jullie in het appartement geen plaats hadden."
Ik sleepte de dozen drie trappen omhoog naar de zolder en roffelde door de inhoud heen. Kadertjes, doosjes, oude kinderboeken, knuffels en heel diep onderin een doos: enkele nylondraadjes. Ik wroette wat dieper en voelde hoe mijn vingers zich rond een vleugel vouwden. Daar onderin de doos zat mijn trekvogel. Ik hing zijn lusje rond mijn vinger en keek hoe hij zijn vleugels openplooide. Hij was bestoft en zijn koordjes wat verfrommeld, maar voor de rest zag ie er goed uit. Ik sleepte een stoel naar de slaapkamer, klauterde erop en hing mijn postduif-trekvogel aan het haakje. Hij wiegde wat op en neer in het briesje dat door het open raam zeilde en wapperde met zijn vleugels. Pas toen ik de kamer uitliep, merkte ik het. Zijn brief die normaal tussen zijn snavel klemde was verdwenen.

donderdag 5 februari 2004

Frost
Met een dampende kop thee (jaja) nestel ik me in de zetel juist op het moment dat Nederland 1 de reeks "Inspector Frost" aankondigt. Binnenin maakt iets een huppelsprongetje, ik wist niet dat die reeks op woensdag hier te vinden was. Ik duik dieper in de kussens en verdiep me mee in het raadsel.

"Toch een beetje koud hier", denk ik wat later en glij van de bank. Ik trek het rode fleecedekentje uit de kist naast de televisie en draai me erin. Met een plof duik ik terug in de zetel en vouw mijn handen rond de mok thee. Er is net een lijk opgedoken, zie ik. Ik draai op mijn zij en rol in een bolletje.

Mijn ogen worden zwaar, ik zet mijn mok op het tafeltje en ga iets rechter zitten. Af en toe schud ik even met mijn hoofd om wakker te blijven, maar mijn oogleden blijven naar beneden zakken. Is sluit ze even en luister ondertussen hoe Frost een verdachte onder handen neemt. Bij elke ademhaling voel ik me een stukje dieper zakken. Een klein snokje alsof ik aan een touw hang en ik stukjes afdaal. De stemmen op de achtergrond worden vager en gaan over in een brommend geroezemoes. Heel eventjes is het helemaal zwart.

"Neen, niet slapen", maan ik mezelf aan. Ik sper mijn ogen open en kijk naar de klok. Een half uur later. Op het televiesiescherm zie ik nog net hoe Frost een deur dichtzwaait. "Bastard" roept de vrouw die in de verhoorkamer zit hem na. Tja, daar ben ik dus niet veel mee.

woensdag 4 februari 2004

Zachtjes
De temperatuur klimt voorzichtig naar aangename hoogten. De overbuurvrouw kijkt nu toch wel heel bedenkelijk naar haar - nog steeds vrolijk versierde kerstboom - terwijl de eerste toeristen in hemdsmouwen voorbij flaneren.
Ik open het raam op mijn bureau en zet het voor het eerst dit jaar op een kiertje. De plantjes op de vensterbank wiegen heen en weer in een briesje dat binnenwaait, alsof ze hun takken eens goed uitstrekken en laten uitwaaien. Een grote stapel papieren ritselt als de wind erdoorheen blaast. Zo waait er ook letterlijk een nieuwe wind door mijn bureau.