maandag 9 februari 2004

Waar was ik?
Na drie of vier boeken-tussendoortjes:

"Harriet hoorde haar hele leven al over de brand in de kerk - en ook over andere branden, in andere steden in Mississippi, die in haar hoofd allemaal door elkaar liepen - maar ze had nog nooit gehoord dat de Ratliffs dat hadden gedaan."
(Donna Tartt, De kleine vriend, pg 144)


De Ratliffs, wie waren dat weer? En als ik zo nog wat verder lees: wie is Ida en wie zijn de Odums?
Opnieuw dan maar?

"De rest van haar leven zou Charlotte Cleve zich de dood van haar zoon verwijten omdat ze had besloten het moederdagetentje 's avonds te geven, en niet 's middags na de kerk, zoals de Cleves het gewend waren."
(Donna Tartt, De kleine vriend, pg 11)
Overdaad schaadt
Twee kindjes in de familie waren jarig en dat zou op gepaste wijze gevierd worden in een kiddie-indoor-speeldorp. Sinds gisterenmiddag kan ik dan ook formeel bevestigen: Kiddie-indoor-speeldorpen moeten een strafoord voor volwassenen zijn.
Waarom zou je anders op een plastic stoeltje neergepoot worden en veronderstelt zijn om daar de hele middag braaf te blijven zitten terwijl voor je, naast je, boven je en onder je, kinderen op en neer rennen, hollen, brullen, krijsen, wenen en gillen en zo de degelijkheid van je trommelvliezen testen.
Of je wordt, zoals grote-kleine broer, meegetroont naar de blauwe glijbaan. Een smal, kronkelend buisgeval waar kleintjes gillend van de pret doorheen zoeven. Grote-kleine broer kwam net niet vast te zitten, maar had - aan het gebonk en geklop te horen - de grootste moeite om zich door het smalle speelgeval heen te wurmen.
Ondertussen krijgen de kinderen de vrijheid om het geduld en de zenuwen van hun ouders te testen. Door de inhoud van kiddie-speeldorp I vrolijk naar kiddie-speeldorp II te slepen. Of zoals die twee jongetjes die proefondervindelijk uittestten of dat hobbelpaardje echt niet door de buisglijbaan paste. Een ander groepje probeerden verwoed alle ballen uit het ballenbad te keilen en die rijkelijk over de grond uit te strooien, nét op het moment dat de dienster met tien borden pannenkoeken op haar arm voorbijliep.
En op het moment dat je er bijna in slaagt om het gekrijs en geroep eventjes buiten te sluiten, doorklinkt er door het kiddie-speeldorp een zodanige ijselijke gil, dat alle ouders als één recht veren en zelf het speeldorp binnenstormen om te kijken of het hun koter niet was die klaarblijkelijk bijna dood moet zijn.

Een aantal rondhopsende kindjes zijn wel leuk. De familiekindjes zijn stuk voor stuk schatjes, maar meer dan 100 joelende koters door elkaar lieten mij toch zwaar overwegen om een kinderbestendige knoop in mijn eileiders te leggen.

zondag 8 februari 2004

Trekvogel
Hij was één van de weinige souveniers van een trektocht doorheen Noorwegen. Mijn zeeblauwe trekvogel. Een postduif. Kinderspeelgoed eigenlijk, maar toen ik hem in de winkel op en neer zag vliegen, een envelopje in zijn knalgele snavel kon ik hem niet laten hangen. Hij belandde boven mijn bed, in mijn oude slaapkamer. Vaak keek ik hoe hij op een neer wiekte, hoe zijn oogjes glinsterden in het weinige licht en gleed ik voorzichtig weg in een diepe slaap.

Bij de eerste verhuis ging het verkeerd. In ons appartement doorzocht ik alle dozen, maar mijn trekvogel was nergens te vinden.
"Neen, hij hangt hier niet meer", verzekerde mijn vader me aan de telefoon. Ik wroette nog eens door alle dozen en kasten, maar de trekvogel bleek spoorloos.
"Hij zou hier toch niet kunnen hangen", troostte manlief me. "De bovenbuurvrouw zou het waarschijnlijk niet fijn vinden als we een gat in het plafond boren."

Tijdens de tweede verhuis doorzocht ik de dozen niet meer. De trekvogel was al twee jaar spoorloos, die kon niet meer opduiken, dacht ik. Tot mijn vader op een avond met een aantal dozen voor de deur stond.
"Dat zijn nog spullen van jou die op zolder stonden, omdat jullie in het appartement geen plaats hadden."
Ik sleepte de dozen drie trappen omhoog naar de zolder en roffelde door de inhoud heen. Kadertjes, doosjes, oude kinderboeken, knuffels en heel diep onderin een doos: enkele nylondraadjes. Ik wroette wat dieper en voelde hoe mijn vingers zich rond een vleugel vouwden. Daar onderin de doos zat mijn trekvogel. Ik hing zijn lusje rond mijn vinger en keek hoe hij zijn vleugels openplooide. Hij was bestoft en zijn koordjes wat verfrommeld, maar voor de rest zag ie er goed uit. Ik sleepte een stoel naar de slaapkamer, klauterde erop en hing mijn postduif-trekvogel aan het haakje. Hij wiegde wat op en neer in het briesje dat door het open raam zeilde en wapperde met zijn vleugels. Pas toen ik de kamer uitliep, merkte ik het. Zijn brief die normaal tussen zijn snavel klemde was verdwenen.