vrijdag 12 maart 2004

Lijstje
Ze blaast zachtjes op haar vingers, in de hoop de wervelstorm wat te temperen. Natuurlijk weet ze dat dat niets uithaalt , maar het voelt geruststellend aan. De pen wiebelt op en neer tussen haar wrikkelende vingers. Voorzichtig opent ze de deur die alles stevig achter slot en grendel zette, een klein kiertje, en laat de wervelstorm in kleine beetjes naar buiten razen. Ze schrijft. Pent ijverig door, bijtend op haar onderlip. Met elke letter die op papier wordt neergekriebeld vloeit er wat meer onrust uit haar weg. Ze legt lijstjes aan. Dingen die ze meer wil doen. Meer lezen, meer naar het theater, meer naar concerten, meer van de wereld zien. Ze neemt de telefoon op en vraagt de meneer aan de andere kant van de lijn om één kaartje voor die bijna uitverkochte voorstelling voor haar te reserveren. Ze schrijft nog meer lijstjes. Dingen die ze niet meer wil doen. Dingen die haar droef maken. Dingen die haar blij maken. Ze pent haar wilde plan neer en noteert in de marge wie haar mee op weg zou kunnen helpen.
Lijstje na lijstje stapelt zich op en de wervelstorm in haar hoofd maakt plaats voor een glimps zonlicht. Het is nog niet te laat.
Voorbereiding
Extra melancholische liedjes in mijn minidisc en Winamp. Dan valt ie alvast van minder hoog.

donderdag 11 maart 2004

Scherven
Elke dag klem ik hem stevig tegen me aan voor ik het gebouw binnenstap. Ik laat mijn vingers over het gladde oppervlak glijden, zoekend naar krassen of barsten. Ik verwen hem met vrolijke liedjes 's morgens vroeg op de weg. Daar houdt hij van. Hij laat mijn vingers op mijn stuur tikken, laat mijn lippen de teksten mee mompelen. Heel soms laat hij zelfs mijn hoofd mee knikken op de maat van de muziek. Vrolijke deuntjes en de wind in mijn haar. Daar is ie gek op.

Het gebouw waar ik elke morgen mijn fiets stal vindt hij de laatste tijd minder leuk. Ik voel hoe hij ineenkrimpt. Zich probeert te verstoppen in een klein hoekje.
Elke morgen steek ik voorzichtig mijn hoofd om de hoek. Roep vrolijk "goeiemorgen" naar iedereen en struin mijn bureau in. Ik hou hem dicht tegen me aan. Terwijl ik telefoneer, typ en mail, hou ik hem angstvallig in het oog. Hij rolt rusteloos op en neer over mijn bureau. Wacht af, want die eerste klap komt zo dadelijk. Dat kan niet anders.

Barse stappen op de trap, boze onverholen blikken en knorrige mails. Ik probeer hem te beschermen met een glimlach en een vriendelijke woorden. Maar het gaat onverminderd door. Een knallende deur, een misplaatste opmerking tot ik een harde knal hoor, diep binnenin mij. Mijn goed humeur ligt weer in scherven.