maandag 22 maart 2004

Lui en Lekker
Ik word wakker onder een wirwar van dekens. Jij zit op de rand van het bed. Streelt mijn haar uit mijn ogen en schuift mijn bril op mijn neus, want die durf ik soms nog eens vergeten. Van onder mijn dekbedfort gluur ik naar het nachtkastje. Boterkoeken, fruitsap en een marsepeinen paashaasje. In één beweging rol je opnieuw in bed en trekt de deken tot onder je kin op. Samen genieten we van tekenfilms, boterkoeken die stuiven van de suiker en een schichtig zonnetje dat voorzichtig door de gordijnen piept.
Het is een dag die langzaam voortkabbelt. Een dag die tot in het oneindige lijkt te rekken. We wandelen door een verlaten studentenstad, nestelen ons in zachte bioscoopzetels om te genieten van "Big Fish" en vegen de popcornkruimels weg als we naar buiten lopen.
In de auto zet ik mijn bril af. Vage lichtjes zoeven aan mijn raampje voorbij.
"Wanneer was je voor het laatst echt gelukkig?", vraag je plots.
Ik kijk naar buiten. Rode, witte en gele vlekjes dansen door elkaar. "Daarnet, zo'n tien seconden geleden", mompel ik.
Ik kan je gezicht niet zien, zo zonder bril, maar ik weet dat je glimlacht.

vrijdag 19 maart 2004

Eventjes weg
Ik vouw mezelf rond de melodie, zoals ik soms mijn handen rond een mok warme thee vouw. Met mijn vingers ineen gekruist laat ik mijn oor tegen de warme gloed rusten.
"Wat nu?", vraag ik aan mezelf. (Ik moet stoppen tegen mezelf te praten). "Wat heb jij zo ineens?"
Ik haal mijn schouders op en trek de melodie nog wat dichter rond me. Opnieuw en opnieuw.
Kruiwagentje
"En bedankt om te komen", glimlacht ze terwijl de liftdeur sluit en haar opnieuw naar het vijfde verdiep zoeft.
Op het moment dat ze verdwenen is, glijdt de vastgeschroefde glimlach van mijn gezicht. Ik weet hoe ik er nu uit zie. Twee ogen die vuur schieten, een grimmige trek rond mijn mond en bliksemschietende donderwolken boven mijn hoofd. Zo voel ik me toch. Ik slik de neiging om de liftdeur een harde trap te verkopen in en loop door het lange gangenstelsel naar de uitgang.
Stilletjes mompelend geef ik mezelf een uitbrander.
"Ben je nu trots op jezelf. Heb je dan geen ruggegraat? De volgende keer regel je het maar via mail of telefoon. Maar dit doe je niet meer."
Hard bonkend stamp ik door de gang naar buiten. De frisse buitenlucht doet geen deugd. Ik prop de dopjes van mijn minidisc in mijn oren en probeer het beeld te verdringen. Kruimel als een kruiwagentje waar iedereen vol hartelust mee kan rondrijden en vrolijk fluitend kan volstapelen.