51
De tweede dag van de lente was altijd jouw dag. Is nog steeds jouw dag. Zal altijd jouw dag blijven.
De lucht kleurde heloranje deze morgen toen ik naar mijn werk fietste. Ik dacht aan jou op de tonen van je lievelingsliedje, zong het zachtjes voor me uit. Ik probeerde me al je verjaardagsgezichten te herinneren en bleef steken bij het laatste. Je zal nooit ouder worden, dan je was.
Af en toe valt een heldere, warme zonnestraal door het raam binnen. Niets bijzonders eigenlijk, maar ik word er blij van.
Ik weet niet of ik nog je verjaardag kan vieren, maar ik doe het toch.
maandag 22 maart 2004
Lui en Lekker
Ik word wakker onder een wirwar van dekens. Jij zit op de rand van het bed. Streelt mijn haar uit mijn ogen en schuift mijn bril op mijn neus, want die durf ik soms nog eens vergeten. Van onder mijn dekbedfort gluur ik naar het nachtkastje. Boterkoeken, fruitsap en een marsepeinen paashaasje. In één beweging rol je opnieuw in bed en trekt de deken tot onder je kin op. Samen genieten we van tekenfilms, boterkoeken die stuiven van de suiker en een schichtig zonnetje dat voorzichtig door de gordijnen piept.
Het is een dag die langzaam voortkabbelt. Een dag die tot in het oneindige lijkt te rekken. We wandelen door een verlaten studentenstad, nestelen ons in zachte bioscoopzetels om te genieten van "Big Fish" en vegen de popcornkruimels weg als we naar buiten lopen.
In de auto zet ik mijn bril af. Vage lichtjes zoeven aan mijn raampje voorbij.
"Wanneer was je voor het laatst echt gelukkig?", vraag je plots.
Ik kijk naar buiten. Rode, witte en gele vlekjes dansen door elkaar. "Daarnet, zo'n tien seconden geleden", mompel ik.
Ik kan je gezicht niet zien, zo zonder bril, maar ik weet dat je glimlacht.
Ik word wakker onder een wirwar van dekens. Jij zit op de rand van het bed. Streelt mijn haar uit mijn ogen en schuift mijn bril op mijn neus, want die durf ik soms nog eens vergeten. Van onder mijn dekbedfort gluur ik naar het nachtkastje. Boterkoeken, fruitsap en een marsepeinen paashaasje. In één beweging rol je opnieuw in bed en trekt de deken tot onder je kin op. Samen genieten we van tekenfilms, boterkoeken die stuiven van de suiker en een schichtig zonnetje dat voorzichtig door de gordijnen piept.
Het is een dag die langzaam voortkabbelt. Een dag die tot in het oneindige lijkt te rekken. We wandelen door een verlaten studentenstad, nestelen ons in zachte bioscoopzetels om te genieten van "Big Fish" en vegen de popcornkruimels weg als we naar buiten lopen.
In de auto zet ik mijn bril af. Vage lichtjes zoeven aan mijn raampje voorbij.
"Wanneer was je voor het laatst echt gelukkig?", vraag je plots.
Ik kijk naar buiten. Rode, witte en gele vlekjes dansen door elkaar. "Daarnet, zo'n tien seconden geleden", mompel ik.
Ik kan je gezicht niet zien, zo zonder bril, maar ik weet dat je glimlacht.
vrijdag 19 maart 2004
Eventjes weg
Ik vouw mezelf rond de melodie, zoals ik soms mijn handen rond een mok warme thee vouw. Met mijn vingers ineen gekruist laat ik mijn oor tegen de warme gloed rusten.
"Wat nu?", vraag ik aan mezelf. (Ik moet stoppen tegen mezelf te praten). "Wat heb jij zo ineens?"
Ik haal mijn schouders op en trek de melodie nog wat dichter rond me. Opnieuw en opnieuw.
Ik vouw mezelf rond de melodie, zoals ik soms mijn handen rond een mok warme thee vouw. Met mijn vingers ineen gekruist laat ik mijn oor tegen de warme gloed rusten.
"Wat nu?", vraag ik aan mezelf. (Ik moet stoppen tegen mezelf te praten). "Wat heb jij zo ineens?"
Ik haal mijn schouders op en trek de melodie nog wat dichter rond me. Opnieuw en opnieuw.
Abonneren op:
Posts (Atom)