Overdosis
Opeens beginnen de lettertjes aan een vrolijke wals. Ze grijpen hun bolletjes en stokjes bijeen en krullen rondjes over de bladzijde. Ik probeer met mijn ogen bij te houden. De groepjes letters te overzien. Ik probeer woorden te herkennen in hun wriemelende geheel, maar de lettertjes gaan steeds harder rondjes draaien.
Ik knijp even mijn ogen dicht en wrijf over mijn slapen. Als ik terug kijk staat elke letter weer waar hij staan moet. Onbeweeglijk en kaarsrecht.
Het kan toch, teveel lezen.
donderdag 9 september 2004
woensdag 8 september 2004
Bang, boos, blij
Boos: Op de rode Volvo die aan een slakkengangetje tufte daar waar er best een hazensprintje mocht.
Bang: Als de rode Volvo zijn gaspedaal ontdekt net op het moment dat ik hem wil inhalen en ondertussen op het andere vak een vrachtwagen opdoemt.
Blij: Er bestaat nog zoiets als rempedalen en snelle reflexen.
Boos: Op de rode Volvo die aan een slakkengangetje tufte daar waar er best een hazensprintje mocht.
Bang: Als de rode Volvo zijn gaspedaal ontdekt net op het moment dat ik hem wil inhalen en ondertussen op het andere vak een vrachtwagen opdoemt.
Blij: Er bestaat nog zoiets als rempedalen en snelle reflexen.
maandag 6 september 2004
Bij nader inzien...
Ik klem mijn handen rond de handvaten, knijp mijn vuisten samen tot mijn knokkels bijna wit worden. Mijn ogen zijn dichtgeknepen, maar elke vezel in mijn lijf zegt dat dit me in meer dan onnatuurlijke positie bevind. Ik tuimel naar voor en voel mijn gewicht op mijn schouders drukken. Tegen beter weten in loer ik tussen mijn wimpers door. De grond zakt steeds dieper onder me weg.
“Ik wil toch niet”, prevel ik. “Ik wil eruit. Nu!”
Ik probeer me om te draaien. Me uit het zitje te wringen.
“Bij nader inzien, heb ik hier toch geen zin in”, roep ik.
Lief draait zich grijnzend naar mij.
“Te laat”, schreeuwt hij op het moment dat de rollercoaster zich naar beneden stort.
Ik klem mijn handen rond de handvaten, knijp mijn vuisten samen tot mijn knokkels bijna wit worden. Mijn ogen zijn dichtgeknepen, maar elke vezel in mijn lijf zegt dat dit me in meer dan onnatuurlijke positie bevind. Ik tuimel naar voor en voel mijn gewicht op mijn schouders drukken. Tegen beter weten in loer ik tussen mijn wimpers door. De grond zakt steeds dieper onder me weg.
“Ik wil toch niet”, prevel ik. “Ik wil eruit. Nu!”
Ik probeer me om te draaien. Me uit het zitje te wringen.
“Bij nader inzien, heb ik hier toch geen zin in”, roep ik.
Lief draait zich grijnzend naar mij.
“Te laat”, schreeuwt hij op het moment dat de rollercoaster zich naar beneden stort.
Abonneren op:
Reacties (Atom)