donderdag 28 oktober 2004

Blauw
“Is dat al wat je aan hebt?”, wezen ze.
Ik bekeek mezelf nog eens goed. Zo schaars gekleed was ik toch niet? Een jeansbroek, dikke sokken, stevige schoenen, een T-shirt, een trui en een jeansjasje leek me meer dan voldoende.
“Het is daar ijs- en ijskoud”, vertelden ze. “De verwarming zal nog niet aanliggen en je vingers worden letterlijk blauw.
Ik bekeek hen nog eens goed. Jeansbroek, T-shirt, trui, trui, nog een trui, bodywarmer, fleece-sjaal en een enkeling een muts. Naast hen was ik schaars gekleed.
“Het positieve is dat ik er nog een leuk postje over zal kunnen schrijven”, bedacht ik in de auto. “Blauwe vingers, bevroren tenen, klapperende tanden en mijn adem die in wit zwevende wolkjes verandert. Ja, dat kan leuk worden.”

De hall was verrassend warm. “Wacht maar!”, waarschuwde ze naast me. “Straks wordt het echt koud.” Ik werkte hard door. Werkte me warm. Mijn spieren tintelden, mijn vingers gloeiden. Ik trok mijn jeansjas uit. Zweet sijpelde in straaltjes langs mijn rug. Ik trok mijn trui uit.
Naast me hoorde ik gepuf. Mijn buurvrouw was rood aangelopen. Ze trok haar laatste trui uit en keilde hem op de grote hoop. De stoom kwam nog net niet uit haar oren.

maandag 25 oktober 2004

Geluk
Ik borrel en bruis binnenin. Mijn vingertoppen gloeien weldadig en ik heb blosjes op mijn wangen. Ik voel mijn mondhoeken opkrullen terwijl ik me door mijn to-do-lijstje heen werk. Het borrelt en bruist binnenin nog wat harder.
Ik kan er mijn vinger niet opleggen. Het is een normale dag. Geen bijzonder leuke vooruitzichten, geen bijzonder onaangename vooruitzichten. Het is een doodgewone dag, maar ik veer onmerkbaar op en neer op mijn stoel. Glimlach om elk geluid, neem grijnzend de telefoon op.
Ik spat bijna uiteen van geluk en weet niet waarom.