donderdag 27 januari 2005

Gedichtendag 2005 #2

Eeuwigheid

Er zijn plekken
waar ik zonder glimlach
niet meer langs kan.
Ooit is daar een grap
verteld, een kus geroofd,
iets voor het eerst gedacht.
Ter hoogte van mijn oor,
bijvoorbeeld,
heb jij me op een nacht
beloofd dat eeuwigheid
een leugen is, maar dat het
daarom tussen ons niet
minder lang gaat duren.
Meer woorden waren er
niet nodig - een mond
spreekt van zichzelf al mooi
en huid heeft een geheugen.
Jij blijft mijn hals, mijn navel,
mijn holte van mijn knie
voor altijd bij.
Zonder glimlach kan ik
aan geen plek voorbij.

Bart Moeyaert
Auw #3
Een stokje van Herman. Alleen maar omdat het een gedichtendagstokje is, ...

Wie het stokje ontvangt, copieert deze regels, plaatst dit op zijn blogje en voegt er nog 1 zelfverzonnen regel bij. Bij het stokje vind je alle instructies hoe je het moet doorgeven.

Ik ben vannacht verdronken
je hebt het misschien niet gemerkt

Ik gooi het door naar Twweet. Zachtjes, voorzichtig, als ze het wil vangen.



Koud hebben,blauwe vingers van de wind die door de plinten giert. Kippevel en bibberende, blauwe lippen door een verwarmingsketel die er de brui aan gaf. Het zo koud hebben, dat je om de tien minuten om koffie gaat. Niet om op te drinken, maar om je trillende handen om te vouwen.
Maar dan moet je een eindje fietsen in de koude buitenlucht. Goed doorfietsen, de pedalen duizelingwekkende rondjes laten draaien. Vlug heen en terug, hup naar binnen, alles is warmer dan hier buiten. Om dan puffend en zwetend je jas uit te trekken, samen met je sjaal. Om met rode wangen terug op je bureaustoel te ploffen en toch je trui uit te trekken. Oververhit, zalig warm, tintelende vingers en oren. Heel even