dinsdag 6 april 2004

Opstaan!!!
Als ik door een tien centimeter dikke muur wel hoor hoe de buurvrouw haar zoontje roept, maar hij geeft geen kik. Als ik wel uit mijn bed donder terwijl ze een aardige poging onderneemt om zijn slaapkamerdeur in te beuken, maar hij veroert klaarblijkelijk geen vin. Wat zegt dat dan over mijn zesjarig buurjongetje?
Gouden randje
Ik stapelde alle clichés op een hoopje naast me. Sombere liedjes werden blije liedjes. Blije liedjes nog blijere liedjes. De donkere wolken kregen een gouden randje. Vogeltjes floten iets luider dan normaal. Ik stapelde dolblij alle stereotiepen op elkaar, zag nog net geen regenboog aan de horizon. Gewoon een autorit lang blij grijnzen over het verschil dat een ja van een neen kan maken.
"Gek", lachte lief. "Alsof het zo erg zou geweest zijn."
"Neen", weerlegde ik. "Niet levensbedreigend erg, maar dat wilde nog niet zeggen dat ik er zin in had."
Mijn zak vol piekergedachten, sombere vooruitzichten en rekensommetjes had ik in de ziekenhuishal achtergelaten. En die dokter die zei dat mijn bril terug in mijn nachtkastje mocht verdwijnen, die kon ik wel zoenen.
Tijdmachine #3
Ik kijk in twee grijze ogen.
“Geen beweging, geen kik. Begrepen?”
Achter me hoor ik een hoorn schallen.
“Ze vertrekken”, fluistert er iemand in de struik. Ik voel het gedreun van de stoet daveren in de aarde onder me. Mijn ogen flitsen van links naar rechts. Twee zwarte gedaanten houden me in bedwang. Ze fluisteren zachtjes. Op het moment het gedaver bijna onhoorbaar is laten ze me los. Eén van hen wenkt me. Behoedzaam kruip ik van onder de struik.
“Dat was op het nippertje”, lacht de één en trekt de zwarte kap af. Blonde krullen springen tevoorschijn.
“Op het nippertje?”, echo ik.
De vrouw schudt even met haar hoofd. “Ja, als Jannes je niet gezien had.”
De man wrijft even met zijn hand in zijn haar en kijkt me boos aan.
“Waar zaten je gedachten? Basisregel één. Laat je nooit zien, anders kunnen we het tijdreizen vergeten.”
“Tijdreizen?”, hoor ik mezelf opnieuw echoën.