Bos
"Als je heel stil bent, kun je misschien de kabouters horen", fluistert hij met zijn wijsvinger op zijn lippen.
De jongste knikt wijs om dan plotsklaps uit te barsten in een oorverdovende versie van inetosaaraateenuisje.
Ik verwacht een mokerslag met één van de twaalf verzamelde stokken, maar de kabouterfluisteraar knikt zijn zusje toe. "Ja, dat liedje horen ze graag."
En zo gaan we op kabouterjacht. Hij op de toppen van zijn tenen. Ik met gebogen knieën. "Ahja, mama, zo denken ze dat jij ook een kindje bent. En van kindjes zijn ze niet bang, alleen van grote mensen." Hij kan het weten, want hij is een wandelende kabouterencyclopedie. De jongste die de rij sluit is ondertussen overgestapt op ietiraatietiraat. Geen nood, sust de kabouterexpert. "Dat horen de kabouters ook graag. Mama, neen niet rechtstaan. Je moet je klein maken. Anders worden ze bang."
Of hoe een boswandeling, nooit gewoon een boswandeling is.
4 opmerkingen:
oh hoe verschrikkelijk lief is S tegen zijn zusje! en hoe mooi schrijf jij dat neer ... amai ...
ontroerend stukje. echtwaar.
Ik ben hier heeeel stil van. Man, wat schrijf jij!
O.O.O. Kabouters zoeken in het bos. Als ik sterf, en ik mag nog één wens doen, dan is kabouters zoeken in het bos. Kleingroot, mama, omdat ze dan niet bang zijn. Zo mooi geschreven, Kruimel.
Een reactie posten