maandag 28 januari 2008

Biologie
In aloude traditie overlopen we zijn ‘zijn’.
Neus?
Een kleine vinger tikt op eerst zijn en dan mijn neustop.
Oor?
Zijn oor, mijn oor.
Mond?
Tik. Tik
Haar?
Aai (het zijne), trek (het mijne)
Buik – Knie - Tenen.
Kriebel en gelach.
Plots krabbelt mijn blote KleineMan recht, hurkt en kijkt aandachtig tussen zijn beentjes. Hij wijst en kijkt vragend op. Zijn vingertje hangt besluiteloos in de lucht.
Ik schud mijn hoofd.
Neen jongen, op dat vlak zullen we altijd verschillen…

donderdag 24 januari 2008

Huiswerk-stress #2
Mijn vingertoppen zochten asiel in de iets warmere holte van mijn mouw. Het was ijskoud in de hall waar er mij niets anders te doen stond dan een uur te wachten. Mijn boek was uit en muziek had ik niet mee, dus deed ik niets anders dan te staren naar mijn vingertoppen die een blauwige waas kregen. Met de gedachte: ‘Erger kan het met die zin toch niet worden’ diepte ik mijn pen en Moleskine op, nestelde me op de trap en schreef simpelweg de ene zin na de andere.
Mijn pen kriebelde letter na letter neer en mijn vingers werden zowaar weer beweeglijk. Het huiswerkstukje kreeg vorm. Ik noteerde een ideetje voor een ander verhaal meteen in de kantlijn en ging het huiswerkstukje te lijf. Mijn Moleskine waar ik anders heel erg voorzichtig mee ben was een schrap- en krabbelboekje geworden. Mijn wangen gloeiden van het plezier iets op papier te zien groeien. Ik herschreef het huiswerkstukje en werkte het ander ideetje in trefwoorden uit. Veertien pagina's had ik volgekriebeld en geschrapt toen ik eindelijk in een warme auto kon stappen. Het plan om een hond te adopteren klasseerde ik in de onderste lade.

Bij deze, ik verhuis van mijn plekje aan de verwarming in de badkamer naar de openstaande diepvries. Het schrijven zal nogal vooruit gaan.

woensdag 23 januari 2008

Huiswerk-stress
'Ja, maar alleen in mijn eigen sprookjes.', schreef ik. Het was de ideale slotzin voor een huiswerkstuk van de schrijfreeks die eindelijk eens niet volzet was voor ik me aanmeldde.
Ik gloeide van tevredenheid toen ik de woorden herlas, want in de tijdspanne van de zes seconden die ik nodig had om de zin neer te pennen, flitste het miniverhaaltje door mijn hoofd. Begin, breekpunt, dieptepunt, evolutie, einde... Het klopte als een bus. Het was verrassend. Klein, maar fijn. Origineel in zijn soort, maar toch niet te. Kortom, een droomtekst om mijn medecursisten even van hun sokken te blazen. Ik zag mezelf na het voorlezen achterover leunen om iedereen de tijd te geven hun opengevallen monden weer te sluiten.
Vol vuur begon ik te schrijven, tot ik keer op keer struikel over mijn woorden.
Er was iets met een...
En toen?
Wat wou ik daar?
Wat deed dat personage ook weer?
Waarom begon ik over sprookjes?
Na vier dagen wroeten zit ik in een driedubbele knoop met mezelf en een slotzin die tot niets dient. Er staan zeven onsamenhangende stukken op papier en heb zin om overmorgen te zeggen dat mijn hond mijn huiswerk heeft opgegeten.