Het hele nest is verdwenen. Op de kalender staat een mix van sportlessen, werkafspraken en studie, die ik met een half oog bekijk. Vooral de conclusie stuitert vrolijk binnen: de benedenverdieping, wat zeg ik ... het huis, is de komende uren van mij.
In een huis met tieners is het al eens fijn om zelf te kiezen welke muziek door de boxen schalt. En hoe ver je de volumeknop naar rechts kan draaien. Dat er plaats is in de zetel en je niet de horde van vijf oogrollen en een zucht moet nemen of twee paar groot uitgevallen voeten aan de kant moet porren om een plek van 30 op 30 cm zitcomfort te bemachtigen. Dat je niet om de haverklap uit het boek dat je aan het lezen bent gehengeld wordt om gps te spelen voor verloren gewaande powerbanks en opladers.
Dat ik ongegeneerd en ongestoord mijn playlist kan aanklikken en door de woonkamer stuiter met moves die niet uit de toon zouden vallen in de biertent op Dranouter Folkfestival.
Dance like nobody is watching, is een mooi uitgangspunt. Eentje die me het allerbeste afgaat als er effectief niemand kijkt. Met mijn ogen dicht laat ik het ritme door mijn lijf dreunen. De melodie haakt touwtjes aan mijn armen, voeten en heupen. Ik tol, spring en dans.
En kijk, daar in het raam gereflecteerd zie ik nog iemand een klein feestje bouwen. Armen hoog, haren zwiepend, heupen wiegend. Ze ziet er gelukkig uit.