Er lag een zenuwachtige glans in zijn ogen, maar zijn mond sprak boekdelen. Een grijns van oor tot oor, met alle tanden bloot.
Gaan we nu? Gaan we nu? Gaan we nu?
De hele morgen draaide hij rond en nergens vond hij zijn plek. Alsof hij al weg was.
Aan het station klemde hij zijn hand stevig in die van zijn lievelingsleider.
Groepsfoto, nog een zoen, nog een knuffel. Jaja... gaan we nu?
De groep verdween als een rode vlek door de stationsdeuren. Door het glas zag ik hem nog eens omdraaien. Eén en al grijns.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten