De deur van de trein schoof met het gekende signaal open. Een typische vrijdagrij stond op een kluitje voor de deur. Een bende toeristen met zonnehoedjes en altijd die ene tas teveel waar geen handen meer voor over zijn. Studenten die geen graten zien in een hoofdtelefoon en hun geliefde muziek uit de draagbare box in hun rugzak laten schallen. Pendelaars van alle slag met krant onder hun arm of blik op hun smartphone.
Wanneer ik al eerste van de trein wil stappen opent de groep zich zoals de zee ooit voor Mozes deed.
Zij liep voorbij op het perron. Gehaast, maar met haar neus tussen de bladeren van een vuistdikke 'Het smelt'. Ze laveerde feilloos tegen de stroom op. Ontweek alle pendelaars die zich richting roltrap haastten en boog om de groepjes tieners die bleven kletsen op het perron.
Ei zo na knalde ze tegen een paal, maar ook die hindernis nam ze zonder verpinken.
Exact op dat moment overtuigde ze me om Lize Spit nog een kans te geven.