Pimpelmees. Zeg die naam eens driemaal na elkaar.
Ik weet niet hoe het bij jou werkt, maar ik word er vrolijk van. Het is een woordje dat over je lippen lijkt te huppelen en met de sss nog even je mondhoeken met een klein rukje omhoog trekt.
Voor het raam van mijn tuinbureau hangen twee voederhuisjes en sindsdien is de krulwilg in onze tuin de hangplek voor mussen, koolmezen en pimpelmezen. Het vetblokje werd na een week gereduceerd tot gatenkaas en de voorraad zaadjes zakt zienderogen.
Vandaag schijnt een heldere winterzon aan een blauwe lucht, de laatste dappere gele krulwilgblaadjes zeilen tollend naar beneden en drie pimpelmezen schuiven op het zwarte snoer van de lichtslinger die voor het raam hangt.
Ik tel ze: pim-pel-mees-pim-pel-mees-pim-pel-mees.
Mijn mondhoeken krullen zich in een lach.