donderdag 28 januari 2021

Gedichtendag 2021



Licht 

Zoals jij het daglicht vangt. De deur verplaatst 
zodra je binnenkomt. De deur sluit en heel even
Mary Poppins bent. Je jas ken ik, je paraplu, 
de swing die je je schoenen geeft. Je ziet eruit
alsof er vanaf nu niets fout kan gaan. De goede
kant op is jouw tweede naam en 's avonds moet
een dag niet herbeginnen. Elke seconde tikt 
de volgende aan. Als jij je omdraait en eens 
grinnikt, gooi ik de meeste onzin van mij af. 
Je danst als in een tekenfilm de wereld in balans. 

Uit: Helium | Bart Moeyaert 



Gedichtendag is altijd een goeie reden om de boel hier eens weer af te stoffen. Kan je nog meer mooie woorden gebruiken vandaag, klik dan zeker hieronder verder: 

2020 - 2019 - 2018 - 2017- 2016 - 2015 - 2014 - 2013 - 2012 - 2011 - 2010 - 2009 - 2008 - 2007 - 2006 - 2005 - 2004

En lees zeker ook het gedicht bij Lilith. Eentje die nu uitgeprint aan de - niet meer zo witte muur - van mijn thuiswerkbureau hangt. 

1 opmerking:

Dominiek zei

Dag Kruimel
Dit gedicht van Joans Beckers, voor jou, op Gedichtendag
indompeling


wij duwen aardkluiten opzij
kruipen traag uit de warmte
groeien houterig voorbij knop en stam
wij willen een loodlijn zijn

onze handen strooien schaduw op de bodem

zand in kinderschoenen
in kleine emmers met ijzeren katrollen
tillen, ik verplaats vol overgave
een berg, wil een groot architect zijn
ik hark in drukletters mijn naam
het zand kleeft aan mijn dartelende handen

het zand verraadt mij
wil ik iets verbergen?
ik laat per ongeluk een touw schieten, struikel
over schoenen, raak verstrikt en blijf
haken

ik laat los op het eerste onbewaakte ogenblik, resten aarde
vallen af als kinderkleren
mijn wortels zweven naakt boven de duinen
ik wil iets verbergen (zeg het in mijn mond)
mijn schoenen staan nu nog versteend in stuivend zand
ik ben uit mijn hoeksteen ontsnapt

wij willen de adem van een ijsberg doven
wij willen meanders temmen in de tuin
wij willen rivieren strekken tot een rechte
waar water amper plaats heeft om te rimpelen

wij willen met duim en wijsvinger slangen melken
tot onze voeten verkleumd weken in gif

onze handen zijn niet de onze
wij gebruiken verlengstukken, scheppen zelf een wereld
bovenop de oude, willen niet meer naar het landschap kijken
willen tot diep in de binnenzijde kerven, veranderen
als dansende serpenten die vervellen
naakt achterblijven

in een zee van mensen
ligt de hoeksteen bedolven onder zand
elke golfslag kaatst het sein terug
tot schuim bij hoogtij alles overspoelt
ik laat het zand achter, als een opgerold lichaam, een hart
wacht ik, hoop kieuwen te vinden

ik ben in de rivier gaan zwijgen, voor achterblijvers zal de tijd van lijm zijn
het krioelende ziet mij
als een grote vis van weinig woorden
klunzige vinnen bouwen mij in de stroming een nest
ik wacht op andere reizigers

dompel mij in
dompel mij steeds verder in, dompel mij in schaduw en zand
in gif en water, dompel mij in zand en schuim
tot ik weer handen zie