donderdag 27 januari 2022

Gedichtendag 2022


De lezer (stadsgedicht)

De lezer is een vreemde soort.

Men hoort hem niet
en denkt dat men hem ziet,

maar waar hij zit is hij niet
en ongehoord
is het leven in zijn hoofd.

Stoor hem dus niet,
hij is er bezig met bestaan.
Komt hij zo terug, weer

het gerucht in waar hij hoort,
luister dan: het lezen
heeft hem anders verwoord.

Bernard Dewulf


Kan je nog meer mooie woorden gebruiken vandaag? Klik dan zeker hieronder verder: 

20212020 - 2019 2018 20172016 2015 2014 2013 - 2012 2011 2010 2009 - 2008 2007 - 2006 - 2005 2004

dinsdag 21 december 2021

De foto die ik niet maakte #17

Pimpelmees. Zeg die naam eens driemaal na elkaar.

Ik weet niet hoe het bij jou werkt, maar ik word er vrolijk van. Het is een woordje dat over je lippen lijkt te huppelen en met de sss nog even je  mondhoeken met een klein rukje omhoog trekt.

Voor het raam van mijn tuinbureau hangen twee voederhuisjes en sindsdien is de krulwilg in onze tuin de hangplek voor mussen, koolmezen en pimpelmezen. Het vetblokje werd na een week gereduceerd tot gatenkaas en de voorraad zaadjes zakt zienderogen.

Vandaag schijnt een heldere winterzon aan een blauwe lucht, de laatste dappere gele krulwilgblaadjes zeilen tollend naar beneden en drie pimpelmezen schuiven op het zwarte snoer van de lichtslinger die voor het raam hangt.

Ik tel ze: pim-pel-mees-pim-pel-mees-pim-pel-mees.
Mijn mondhoeken krullen zich in een lach.

woensdag 15 december 2021

Over tijdperken


Bij (opnieuw) gebrek aan enige vorm van woon-werk verkeer – tenzij je die tien stappen van en naar het tuinbureau meetelt – loop ik elke morgen een rondje van voordeur naar voordeur met een omweg via de velden.

De lucht verkleurt deze dagen langzaam van inktzwart naar diepblauw. Het is de tijd van het jaar waar ik op ben voor de zon en al lang aan het werk ben wanneer zij zich met een gouden oranje geeuw uitrekt aan de horizon.

Het ommetje voert elke dag ook opnieuw langs de crèche en basisschool van de kroost. Of wat ooit hun crèche en basisschool was. Elke morgen kruis ik een stoet ouders die dik ingepakte peuters en kleuters uit auto- en fietsstoeltjes hijst en belanden met rugzakjes hun kroost afzet in de opvang.

Hoezo is dit tijdperk al voorbij? Het tijdperk van afzetten en ophalen. Maar ook van kleine handjes die bijna verdwijnen in mijn hand. Van op je knieën zakken voor de laatste dikke knuffel.

Tegenwoordig bestaat mijn taak er ’s morgens slechts in de twee pubers tijdig op hun fiets richting school te krijgen. En zelfs daarover bestaat discussie in de rangen.  Nog even en ze geven moeiteloos een kus op mijn kruin zonder zelfs op hun tenen te staan.

Ik dwars het plein voor de kerk. Het baantje dat ik duizenden keren liep. Met een peuter die het woord haast nog niet in zijn woordenboek staan had (en nu ik erbij nadenk, als puber nog steeds niet). Met een kleuter die honderduit kwebbelde. Twee fietsjes achterna hollend, zwaar gehinderd door boekentasjes en turnzakken die tegen mijn benen sloegen.
Mijn armen herinneren zich nog het vertrouwde gewicht van het kind dat te moe was om naar huis te stappen, twee handjes die zich in elkaar vouwden onderaan mijn nek.

De lucht is ijsblauw. De zon drukte duidelijk nog even op de snooze-knop en hier op het baantje dat het plein voor de kerk dwarst, besef ik. Al die versies van hen lopen voor altijd met mij mee (of fietsen met een rotvaart voor me uit)