dinsdag 1 maart 2016

Als Kim belt, ik ben er niet


'Met Kim van organisatie V. Ik ben op zoek naar Annelies.'
'Momentje...'
Mijn naam is genoeg om Annelies een gekwelde zucht te ontlokken. Soms vermoed ik dat ze even met haar hoofd op haar bureau bonkt, maar dat kan ook mijn dramatische en te grote fantasie zijn.

Want kijk, ik ken Annelies niet. Niet echt. Het enige beeld dat ik van haar heb is de breedlachende foto die boven haar medewerkersfiche op de website prijkt. Maar Annelies is wel mijn reddingsboei wanneer ons computersysteem de handdoek in de ring gooit. En de laatste maanden moet ik aantal keer per week naar die reddingsboei grabbelen.

'Met Annelies', de onuitgesproken 'waar is er nu weer een wiel afgedraaid en hoe krijg je het in godsnaam voor elkaar' zindert door haar stem.

Wanneer ik uitleg hoe het systeem vandaag roet in het eten gooide, hoor ik bijna hoe ze haar hand op haar voorhoofd drukt en een tweede zucht inslikt. Ik neem het haar niet kwalijk. Het systeem wankelt op gammele tandenstokerpootjes en klapt om de haverklap in elkaar. Het lieve mens heeft vermoedelijk ook nog wel iets anders te doen. En zo vorm ik met lood in de schoenen telkens opnieuw haar nummer. Soms beeld ik me in hoe ze vlug naar het toilet snelt wanneer mijn nummer op haar schermpje verschijnt. Of hoe ze wild met haar armen 'neen' gebaart wanneer iemand de lijn wil doorschakelen.
Misschien had ik vandaag geluk en zij de pech dat een onwetende stagiaire de lijn aannam.
In elk geval, ik zucht ook als Annelies aan de lijn komt.
Een zucht van verlichting. Al chance dat ze de telefoon wou aannemen.

vrijdag 26 februari 2016

De gekrulde neus bij boekenhypes

Kate Williams - unsplash.com
Feit 1:
Ik lees doodgraag.
Wacht, schrap dat. Ik voel me simpelweg ambetant als er geen boek op me ligt te wachten waar ik tijdens vrije momenten in weg kan duiken.

Feit 2:
Ik ben niet vies van een trend. Als heel veel mensen iets leuk vinden is de kans groot dat ik er ook wel graten in zie.

Behalve... met boeken.
Hoe meer een auteur of boek geroemd wordt in boekenkaternen of talkshows. Hoe groter de boog wordt waarmee ik rond het boek in kwestie loop. Ik doe er niet om. Ik voel mezelf gewoon weg schuifelen van bepaalde titels als het belang van een nieuw boek uitvoerig uit de doeken gedaan wordt. Ergens in mij gaat een alarm af. 'Het is een serieus boek. Niets voor jou, meid!'
Het leesverleden helpt ook niet echt. De helaasheid der dingen, Stoner, Tonio, Dertig dagen ... .Sorry mede-lettervreters, maar ik moet iets gemist hebben. Ik worstelde me door de pagina's. De woorden bleven als kauwgom aan mijn schoen plakken en elk leesmoment werd een lange zitting. Resultaat? Een heel schap boeken onder een laagje grijs stof met de bladwijzer ergens tussen pagina 20 en 60.

En toch kan er veel schoonheid schuilen onder al het boekengehyp.
Aan Woesten begon ik bij gebrek aan iets anders leesbaars binnen handbereik. Ik heb een week lang gevloekt omdat het uit was.
Griet Op de Beeck gaf me al tweemaal lik op stuk. Na enkele hoofdstukken voelde ik alle 'je zult wel zien'-weerstand afbrokkelen. Toch ben ik weer aan het weg drentelen van haar nieuwste boek.

Dus bloglezers, de nieuwste van Griet Op de Beeck of het debuut van Lize Spit.
Enigszins de moeite?

donderdag 11 februari 2016

Wanneer gaan wij eens skiën, mama?


'En wanneer gaan wij eens skiën?' vraagt de oudste, bij het zien van van de wintersportreclames.
'Wij? Nooit! Jij mag mee op een wintersportkamp als je groot en verstandig genoeg bent.'

Het bovenstaande denk ik. Dat zeg ik niet.
Het liefst zie ik geen enkel lid van mijn gezin op de skilatten.
Niet nu en niet als ze oud en verstandig genoeg zijn. Want als mijn kroost ook maar een tiende van mijn ski-non-talent geërfd heeft, heb ik mijn nagels al halverwege mijn vingers afgebeten voor ze nog maar een skilaars aan hun voet hebben.
En dat is allemaal te danken aan een sportdag way back in het vierde middelbaar, toen er nog een skiheuvel op matten aan de Gentse Blaarmeersen was.

Ik voelde al na de eerste stap met de skilaarzen dat dit niets voor mij zou zijn. Ik kon niet voor of achteruit, bleef maar struikelen over de latten en kon met moeite drie meter rechtdoor schuiven voor ik de matten kuste, af en toe vergezeld van een onfortuinlijke voorbijganger die ik meetrok in mijn val.
De skileraar was niet gediend van zo veel non-talent en troonde me mee naar de top van de heuvel. Want 'als ik maar een beetje snelheid haalde' zou het zoveel beter gaan.
Met een 'hup daar ga je'-tik duwde de leraar me de skiheuvel af. Als ik al wist hoe het moest met sturen en remmen (wist ik niet), was ik het van de schrik op slag vergeten. In een rotvaart stoof ik in één rechte lijn de helling af. De stapel autobanden die onstuimige skiërs moesten opvangen, bleek onvoldoende en ik knalde over de banden tegen een houten muur. Eén ski verloor ik in de val, de andere bleef steken in de autobanden.

Dag jeugdtrauma, weest welkom!