maandag 17 september 2018

Waar ik uithing...



Groot zijn in iets kleins.
Bart Peeters zong het al en ook Eva De Roovere heeft het er over in haar liedje 'Dagen van Niets'.

Ik vind het wel een mooie gedachte: groot zijn iets kleins. Een detail waar jij in uitblinkt. Nu is een eigen tandenstokerlijn niet aan mij besteed. Maar er zijn best wel wat kleine dingen waar ik groot in ben. Voorlezen met de juiste stemmetjes op het juiste moment (slechts voor een heel select publiek) of de rij aan de kassa uitkiezen met de minste wachttijd.

Schrijven was ook een mooi voorbeeld. Tot letters, woorden en zinnen schikken een steeds groter deel werden van wie ik ben. Iets wat je job, je hobby en je uitlaatklep is, kan je nog bezwaarlijk klein noemen.

De laatste twee jaar trok ik elke week naar het leslokaal voor de opleiding Copywriter. En daar vond ik wat ik nodig had: kennis, ruggesteun en zelfvertrouwen. Genoeg om deze zomer aan te durven wat al lang als een vaag idee in mijn hoofd rondspookte: starten als copywriter.

Ik begin klein, in bijberoep. Maar ben van plan er groots in te zijn.

Dus als je je afvroeg waar ik de afgelopen maanden uithing. Ik was vooral hier mee bezig.

zondag 1 juli 2018

Plonsbadje

Het schrille gepiep van de voetpomp scheurt de stilte in de tuin aan flarden. Bij elke fluitende uithaal krimp ik even ineen. Het klinkt als een kat die de grasmaaier over haar staart krijgt. Keer op keer.

 Het is 30 graden. De zon straalt het gras dor en de bloemen slap. Het is zo’n zelfzame zondag. De agenda is leeg en alle huishoudelijke obstakels van die dag werden overwonnen. Van de 400 meter kruimels stofzuigen tot de halve marathon was wegstrijken. Ik haalde elke eindmeet met de vastberadenheid van een topatleet.

De hangmat wiegt uitnodigend. Er rest me geen enkel excuus meer om me niet in de cocon te nestelen. En toch sta ik het plonsbad op te pompen. Op de enige plaats in onze tuin waar geen streepje schaduw te bespeuren is. Ik zou me ook kunnen wagen aan een zumbales. In de sauna. Met mijn winterjas en skibroek aan. Dat scheelt vast een emmertje of drie zweet en levert wat minder minpunten op voor mijn gezondheid. Maar neen, ik pomp blijkbaar liever een plastiek badje op in de verschroeiende hitte.

Vijf jaar geleden deed ik dit karweitje met jengelend grut aan mijn benen. Dan hingen ze - bij wijze van extra obstakel - over de half opgeblazen zwembadrand. Waardoor de kat in de voetpomp nog een toontje harder piepte. Nu hangt mijn voltallige kroost binnen op de zetel. Een koptelefoon op hun hoofd geschroefd en de blik vastgelijmd aan het scherm. Geen zonnestraal die dit duo van You Tube kan weglokken. En toch pomp ik mijn spieren zuur. In de rotsvaste overtuiging dat zelfs een versbakker tiener niet kan weerstaan aan een tijdelijke zwemoase in zijn eigen achtertuin. Eat this, vloggers.

Mijn benen zwoegen onvermoeibaar verder. Ik overweeg ondertussen om het onding simpelweg te vullen met mijn mijn eigen zweet. Het geeft allemaal niet. Ik weet waarom ik dit doe. Mijn gebruinde voeten in de hangmat met op de achtergrond het kleurige plonsbad waar mijn kinderen een wolk aan waterdruppels rond spetteren en zo een perfect getimede zonnestraal transformeren in een plaatselijke regenboog.

Met de belofte van een verrassing in de tuin jaag ik mijn kroost in hun zwemgerief. Het plonsbad glanst uitnodigend. Zelf baan ik me een weg naar de hangmat.

‘Bommetje!’ brullen twee stemmen achter me in koor. Ik glimlach bij de klank van de massieve plons. Het gelukzalig gejoel waar ik hoopte blijft echter uit. Ik strek me uit in de hangmat en zie nog net hoe twee natte lijven zich rillend een weg druipen naar de zetel. ‘Dat water is veel te koud!’ Met die woorden knalt het schuifraam dicht.

De hangmat wiegt me zachtjes heen en weer. In het plonsbadje deinen de laatste waterrimpels al weer uit. Binnen op de zetel worden koptelefoons opnieuw stevig vastgeschroefd op twee natte kinderkopjes.

woensdag 20 juni 2018

Knipoog

De stad knipoogde deze middag naar mij.
Meestal is ze nukkig en grauw. Met mensen die zich door de ochtend haasten. Opengescheurde vuilniszakken als obstakels op het voetpad. Stinkende resten weekend in portalen en een hondendrol aan de voordeur.
Maar deze middag was ze wondermooi, de stad.
In de fontein speelden twee jongens. Alles uit behalve het ondergoed.
De zon scheen de lucht blauw. Het beste cliché dat er is.
Op het plein voetbalde een tros kinderen met een balletje aluminiumfolie. Klanken van gitaar en accordeon dwarrelden over het plein. Twee jongen kerels speelden iets vrolijks dat aan 'Junglebook' deed denken.
In mij ging iets dartelen en ik knipoogde terug naar de stad.