Posts tonen met het label Lief. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Lief. Alle posts tonen

dinsdag 16 november 2010

Onbegrijpelijk

Elke dag wachten ze op me.
Ze zijn het eindpunt daar waar ik stilval tussen dons en lakens. Een stapel waar de ene wereld op de andere rust wachtend op de tijd die ik voor hen heb. Elk met hun eigen pauzeknop, in de vorm van een bladwijzer. Ik ben misschien een vreemd beestje, maar ik kan echt voor mijn boekenkast staan en gelukzalig zuchten. Het is ook niets voor niets dat die in de gang staat, vlak naast de deur. En zo het eerste is wat ik zie elke morgen nadat ik uit bed gesukkeld ben.

Dus Lief, zeg nooit meer, maar dan ook nooit meer dat 'we die hoop papier die daar staat te staan in de gang maar beter in dozen op zolder kunnen stockeren.'

Je kent me beter dan dat.

dinsdag 27 april 2010

8

8 jaar is het geleden dat ik de auto de baan opstuurde nog voor vriendin goed en wel de deur had kunnen dichtklappen. Dat ik zo hard voor een voordeur remde dat er vandaag waarschijnlijk nog remsporen staan. Dat de vriend van vriendin onder luid getoeter de achterbank opgejaagd werd om opnieuw met gierende banden te vertrekken.
Daar praten ze nog over. Niet over de dag. Niet over de ringen. Niet over het feest. Wel over de race 's morgens van huis, naar kapper, naar ander huis. Allemaal omdat dat kleed aanmoest voor hij in pak aan de voordeur zou staan.

vrijdag 9 april 2010

Ik kan wat hysterisch worden over jeugdsentiment, ja!

‘En hij wou enkel mee als hij met de poppenwagen mocht rijden.’
‘Je bedoelt de buggy’
‘Neen de poppenwagen.'
‘Mijn poppenwagen? De poppenwagen die mijn opa voor mij maakte toen ik drie was? Waar ik mijn hele jonge leven mee gespeeld heb? Waar ik GroteKleineBroer nog ingepropt heb toen die acht maand was?’
‘Euhm, ja die.’
‘En waar naar buiten? Gewoon naar de bakker en terug?’
‘Ja, maar het was zo’n mooi weer dat we nog naar de hertjes gewandeld zijn en daarna nog even op het speelplein.’
‘Maar er is niets aan de poppenwagen.’
‘Neen, die zit gewoon een beetje onder het zand. De verf is wel van de wieltjes, dat rechterwieltje wiebelt een beetje en het kapje is een beetje gescheurd, maar dat was al… toch?’

woensdag 17 juni 2009

3 min één dag
‘Mag ik mijn moederlijk veto stellen?’, probeer ik wanneer Lief enthousiast vertelt over het cadeau dat hij op het oog heeft voor KleineVent.
‘Waarom? Een cricketspel is toch leuk?’
Ik denk: houten hamertjes, houten ballen, ijzeren poortjes met scherpe ijzeren punten.
Ik denk: een KleineVent die alle kanten opvliegt, woest met zijn houten hamertje maaiend.
Ik denk ook: een KleineMeid die wat op en neer rolt op haar dekentje in de tuin.
Ik denk…. Neen, dat probeer ik zelfs niet te denken.
‘Mijn broer en ik hadden vroeger ook zo eentje’
‘Zie je wel’, juicht Lief enthousiast.
‘Wat ik me nog herinner zijn drie pogingen tot doodslag, waarvan eentje bijna zeer effectief.’
Maar Lief, die luistert al niet meer. Ik weet het zeker. In gedachten heeft hij al een parcoursje uitgestippeld doorheen de tuin.
Als u mij deze zomer zoekt. Ik zit in de tuin en ontwijk zwiepende hamertjes en suizende ballen. Met dank aan mijn Lief.

dinsdag 2 juni 2009

Zand & Water
Het zit in die ene zandkorrel op zijn wang net onder zijn oog. Of neen, in die ene waterdruppel aan zijn oor. Neen, het zit zeker de zon die in zijn ogen glanst. Of wacht, volgens mij ligt het aan zijn witte tanden die ik van ver zie schitteren.
Terwijl de kleinste op mijn buik slaapt kijk ik hoe de grootste en de nog grotere samen een modderkasteel bouwen. Zo van hier nog een schep en daar nog eens goed aanstampen. Om dan als een ware held bovenop het bouwsel te staan. Handen hoog, glimlach breed. Een 'Kijk mama, Kijk!' en plons. En even is er geen grootste meer. Alleen een nog grotere die een proestend ventje uit het zoute water opvist.
Het zit in die ene zandkorrel, zeg ik je. Of neen, toch nog meer in de waterdruppels die glinsteren op hun joelende lijven.

vrijdag 19 december 2008

Schichtig
Stil en handenwringend ijsbeert hij door de keuken als hij opmerkt hoe mijn bankkaart samen met het lijstje in de verzorgingstas verdwijnen.
'Neem je geen buggy mee?', vraagt hij wanneer ik de de draagdoek erboven prop.
'Neen, ik vind het niet handig om met een buggy en een karretje door de gangen te manoeuvreren.'
'Is zo'n mandje dan niet genoeg?'
Ik werp hem mijn jij-kent-me-wel-beter-dan-dat-blik toe en rits de tas toe.
'Ben je wel een beetje...'
'Ja'
'Hou je alstublief een beetje...'
'Tuurlijk'
'Ik bedoel, de kast hierboven...'
'Ik weet het.'

Het boekenfestijn... het klinkt als een ji-haa in mijn oren. Lief's witte neus is volledig gerechtvaardigd.

vrijdag 24 oktober 2008

Einde in zicht?
Op het moment dat ik mij er lijdzaam bij neerleg dat ik de rest van mijn leven zal slijten met een voetbal op de plek waar ooit mijn navel zat, schiet Lief in actie. Van het ene moment op het andere tovert hij wieg, park en wandelwagen tevoorschijn uit goed verborgen krochten van ons huis. Tot en met de kleurrijke mobile waarvan KleineMan nu al feilloos het aan en uitknopje weet te vinden.
Lief is er klaar voor. Hij zorgt dat het huis er klaar voor is en ik kan enkel op de kalender kijken en denken: ‘Jongen, dit duurt nog eeuwen.’
‘Wanneer het moment komt dat je het echt-echt beu bent, heb je je baby in je armen’, bezweren experten-op-het-terrein me. Ze liegen. Ik voel me een watermeloen op beentjes, een walvis op het droge en de overtuiging dat dit voor de rest van mijn dagen is, nestelt zich steeds dieper. Het schijnt dat het niet zo lang meer zal duren voor ik mijn eigen tenen weer kan zien, maar hoe dat zal voelen kan ik me nog niet voorstellen.

donderdag 16 oktober 2008

Slapeloos
Ik hoest tot er gele lichtjes opflikkeren achter mijn oogleden. Ik draai en zoek naar een houding die voor langer dan drie minuten comfortabel voelt. Mijn op het ene moment onmisbare slangenkussen stamp ik een kwartier later driftig uit bed en ik worstel nog maar eens om op mijn andere zij te gaan liggen.
Hij zou zijn kussen willen nemen en op de bank verder slapen, weet ik. Maar hij kent me goed genoeg. Dus kruipt hij tegen me aan. Maant met zijn hand op mijn buik Puk tot wat minder waterballet aan en valt weer in slaap.
Als de golven van de zee blijf ik door het bed deinen. Rol ik tegen hem aan en wroet mezelf terug tot mijn randje van het bed. Hij verdraagt het – al snurkend.